Onlangs kreeg ik de vraag: Wat is het wat jij doet? En mijn antwoord was:
“Ik verkoop mentale vrijheid”
Vrijheid is mijn allerbelangrijkste drijfveer. Zo groot dat ik er mijn werk van maak. Die oerdrang om vrij te zijn is zo sterk, dat het mij 50 jaar heeft gekost om ook maar een beetje te snappen waarom. Is het een eigenschap? Een karaktertrek? Een protest tegen regels? Of is het iets uit een verleden?
Als kind van ouders die in de Jappenkampen hebben gezeten, werd ik al jong geconfronteerd met de gevolgen hiervan. Ouders die onvrij zijn opgegroeid kunnen bang zijn. Heel bang voor die onbekende buitenwereld. Hoe moedig en dapper ze als individu ook kunnen zijn.
Ze willen beschermen, hun dierbaarste bezit willen ze beschermen, met man en macht. Niet wetende dat ze daardoor de onvrijheid juist doorgeven. Aan hun kinderen.
‘Val niet teveel op, stel je dienstbaar op en ga conflicten uit de weg’ als onbedoelde overlevingsstrategie overbrengen.
‘Pas op voor grote groepen, zorg dat je altijd weg kan en wees altijd alert’ als onbedoelde levenslessen meegeven.
‘Voelen is een luxe artikel, stel je niet aan en doe wat er gezegd wordt’ als onbedoelde vaardigheden aangeleerd.
Mijn ouders waren misschien wel vrij van de kampen maar nog altijd gevangen in hun hoofd. Beiden gingen ze er anders mee om maar de gevolgen waren hetzelfde. Angst om te leven. Angst om te zijn. Angst om op te vallen. Nooit meer echt vrij. Hoe dapper en moedig zij als individu ook waren en zijn.
In mijn zoektocht naar mijn vrijheid kwam ik vooral mijzelf tegen. Mijn geschiedenis. Mijn verleden. Mijn hokjes. En zolang ook ík niet bevrijd was in mijn hoofd hiervan, zou ik net zo gevangen als mijn ouders blijven. Hoe flexibel ik ook zou leven, wonen en werken.
Ik begrijp steeds beter wat vrijheid voor mij betekent: het is een beleving. Een gevoel. Je kan vrij zijn, vrij hebben en je nog altijd niet vrij voelen. In je gedrag, in je gedachten maar vooral in je gevoel.